Als het uit 1853 daterende pand ‘De Hoop’ van voormalige bierbrouwerij ‘W’(ijnaendts) in buurtschap de Zweth aan de Delftweg kon praten, zou er een boekwerk van te maken zijn. Maar een pand, hoe fraai gerestaureerd ook, kan dat niet. Willemina Suzanna (Ineke) de Hoog – Deurloo (65)) echter wel. Ze heeft levendige herinneringen aan het pand, waar ze sinds haar vierde jaar een deel van bewoont. Eerst als kind en tiener en vervolgens getrouwd met Pieter Antonie (Piet) Deurloo én moeder van dochters Monique en Suzanna, nu 38 en 35 jaar.
In begin 1900 kochten de gebroeders Cornelis ( Cees) en Willem de Hoog ‘De Hoop’ en vestigden er hun timmerbedrijf in wat later uitgroeide tot een aannemersbedrijf. Vanwege tegenstrijdige karakters hielden ze het samen niet uit. Willem vertrok naar de Ludolf de Jonghstraat elders in Overschie en begon daar zijn eigen bedrijf. Onderling hielden ze elkaar wel aan het werk.
Opa Cees de Hoog ontwierp als architect/aannemer woningen, onder meer voor de Rotterdamse Rijweg. Ook het ontwerp voor een rijtje panden aan het Saenredamplein kwam uit zijn koker en toen dat gereed was betrok het gezin Johannes de Hoog – zoon van Cees de Hoog – er een van en daar werd dochter Ineke geboren. Maar ze groeide er niet op, want dat gebeurde aan de Delftweg in Zweth, samen met haar oudere broers Cornelis (Cok) en Willem Arie (Aad). Ineke bezocht vanuit Zweth de Emma-kleuterschool in de Rodenburgstraat en aansluitend de lagere Wilhelminaschool. Haar vervolgopleidingen deed ze in Delft en Rotterdam.
,,Ik heb een heerlijke jeugd gehad,’’ vertelt ze aan een grote tafel in de voormalige bierkelder van de brouwerij waar alleen de geur van verschaald bier en vaten ontbreken om je er helemaal in sferen van 150 jaar geleden te wanen. De ruimte is prachtig strak gerestaureerd zonder de contouren van toen geweld aan te doen. Dat geldt trouwens ook voor de rest van het pand, waar door vlijtige vakmensen ooit ook doodskisten en houten wielen voor koetsen en sleperswagens werden gemaakt.
,,Met buurtkinderen als Yvonne Lam, Nel Otting en Dirja Zandbergen struinden we door de polder en sprongen over slootjes. Soms er ook in en dan kwam je boven met bloedzuigers op je arm of been. Het gaf allemaal niks, we genoten van vrijheid en blijheid.’’ En: ,,Ook had ik een vlot in de Delftse Schie en roeide – zonder gevaar te zien – tussen de passerende schepen door. Ook klommen we in een roeiboot die achter een binnenvaartschip hing en voeren een stukje mee naar Delft. Op een keer verloor ik mijn badpak en moest terug in mijn blote billen.’’
Over de Delftse Schie voeren ook de (roei)veerpontjes van Willem Bijl (Kandelaar-Zweth) en Jan Groenenwegen van der Weijden (Ketelsekade-Schouwgat-
Vrijwel altijd is het overvaren in goede harmonie gegaan met de toch wel drukke scheepvaart op de Delftse Schie. Maar niet in 1927 toen de veerboot door een hoge golfslag van een passerende binnenvaarder omsloeg en alle passagiers in het water vielen. Wonder boven wonder hield niemand er iets aan over, behalve dan het natte pak.
Wim Kerkhof van de Amazing Stroopwafels brengt een ode aan de veerman van de Kandelaar op zijn cd ‘Strooptocht’, uitgebracht in januari 2007.
De buurtschap in het noordoosten van Schiedam is een samenraapsel van huizen en boerderijen en is in de loop van eeuwen ontstaan. De eerste groep huizen ligt tegenover de Oude Hofweg, waar nu de begraafplaats en het crematorium Hofwijk in Overschie zijn. De eerste indruk is dat het leven er eeuwen stil heeft gestaan, maar dat rustieke beeld gaat verloren door veel te snel langsrazende auto’s over de geasfalteerde Kandelaarweg tussen Schiedam en Delft. De andere straat in het gehucht is de Kethelsekade, het voormalige jaagpad langs de Delftse Schie.
Verderop was er bij de Lage Brug – in het centrum van het oude Overschie – ook de veerverbinding van Jan Groenewegen van der Weijden en zijn vrouw Jaan tussen het Schouwgat en hun in 1767 gebouwde Veerhuis aan de Kethelsekade. Tot 1923 was het een veerdienst van Delft en na het afstoten van de voorziening door die gemeente werd het een particulier veer dat op afroep passagiers overzette.
Het ouderlijk huis van Eric, de in 1938 geboren zoon van Johannes Adriaan Augusteijn, staat aan de Schiekade tegenover de voormalige Scheepswerf ‘De Hoop’, zo’n vijfhonderd meter ten westen van het monumentale Veerhuis. Vanaf het Veerhuis passeerde men in westelijke richting de in de jaren zestig van de 20ste eeuw gesloopte boerderij en café ’s Gravenhuize. Dan was men overigens de grens met Schiedam al gepasseerd en heette de weg verder Schiekade. Café ’s Gravenhuize is nog een tijd gepacht door Augusteijn senior, die er ‘Hof van Cyrene’ als naam aan gaf.
De gemeente Rotterdam had voortschrijdende plannen met die hoek van de Oost-Abtspolder. Er moest een verbindingsweg komen vanaf het viaduct naar het nieuwe industrieterrein, dwars door het oude dorp en over het Veerhuis, dat Johannes Adriaan Augusteijn in 1949 voor 8500 gulden had gekocht. Rotterdam bood in 1962 aan om het Veerhuis van hem te kopen voor hetzelfde bedrag dat er voor was betaald, door inflatie inmiddels opgelopen tot 12.000 gulden.
,,Mijn vader weigerde, maar na lange procedures werd het Veerhuis in 1966 toch eigendom van de gemeente Rotterdam. Tot aan de sloop zou hij het mogen huren.’’ En legt uit: ,,Toen ons huis in 1949 werd onteigend ten behoeve van plannen voor de Oost-Abtspolder, kocht mijn vader noodgedwongen het Veerhuis. Dat was uit voorzorg om toch te kunnen wonen als onze eigen woning ontruimd zou moeten worden. Dit is echter nooit gebeurd, ons oude huis staat er nog altijd. Mijn ouders zijn er tot hun dood (vader in 1972, moeder in 1992) blijven wonen.’’
Nadat Augusteijn in 1949 het Veerhuis had gekocht, mochten de oorspronkelijke huurders er blijven wonen. Eric Augusteijn: ,,Dat was veerman Jan Groenewegen van der Weijden (iedereen kende hem als Jan van der Weijden) met zijn vrouw Jaan in het linker deel van het pand en Aart Beijer met zijn vrouw in het rechter gedeelte. Dagelijks werden wij door Van der Weijden of Beijer in een roeiboot overgezet om in Overschie naar school te gaan, samen met de kinderen Bijl van de in 1632 gebouwde boerderij ‘s Gravenhuize, de kinderen Klein Hesselink van scheepswerf De Hoop en de kinderen Beijer, neefjes en nichtje van Aart Beijer, die woonden op een schip naast ‘De Hoop’.
Na het overlijden van veervrouw Jaan Groenewegen van der Weijden trok de weduwe T.C. (‘tante’ Truus) Havelaar-Ouwerkerk bij weduwnaar Jan in huis, eerst als huishoudster en later als zijn partner. Na Jan’s overlijden in 1956 werd ‘tante’ Truus hoofdbewoonster van het linker deel van het Veerhuis en Arie Helsemans trok bij haar in. ‘Tante’ Truus bleef huurster tot haar dood in 1972, het rechter deel werd na het vertrek van de Beijers door diverse huurders bewoond. Na hun vertrek gebruikte Augusteijn het Veerhuis als cultureel centrum/streekmuseum.’’
Zijn zoon Eric herinnert zich: ,,In het rechter deel werden recepties, concerten en tentoonstellingen georganiseerd. Vader deed al het mogelijke om ervoor te zorgen dat de sloop niet zou doorgaan. Na zijn dood werd zijn initiatief overgenomen door stichting Het Veerhuis, waar ik voorzitter van was, met Overschieënaars Jan Vleesenbeek als secretaris en Piet Snaathorst als penningmeester. In 1974 besloot de gemeente dat het Veerhuis toch niet gesloopt zou worden. De weg ging niet door en een strook woningen in Overschie aan Voorom, De Lugt en Overschiese Dorpsstraat was voor niets gesloopt. Uiteindelijk is de stichting opgegaan in museum Oud-Overschie ‘De Hoop doet Leven’, toen geleid door John van den Berg. Die heeft het Veerhuis voor een symbolisch bedrag kunnen verwerven. Het is in 2008 gerestaureerd door de bekende Overschiese aannemer Ouwendijk en kort geleden aan een particulier verkocht.’’
In de toekomst is, binnen plannen voor bochtafsnijding van de Delftse Schie, wellicht een nieuwe culturele en recreatieve functie voor het Veerhuis weggelegd. Deze en nog meer verhalen over Zweth en De Zweth komen in deel 4 van ‘Momenten uit de Overschiese samenleving’. Reacties, aanvullingen en of foto’s zijn welkom via overschieboek@telfort.nl