Op Katendrecht ben ik in 1946 geboren, dus ben ik – wat men noemt – een babyboomer. Vader kwam eind juli 1945 terug uit Duitsland en moeder was al snel zwanger. Mijn eerste schreeuw gaf ik in de voorkamer van opa en oma Reinier en Trees van Wijk aan de Tolhuislaan 49. Mijn bijna (helaas overleden) drie jaar oudere zus Miep zal toen best in de buurt zijn geweest. Nadat moeder van haar zwangerschap was hersteld, gingen we naar huis. Dat was een zolderkamer van de familie R. van der Gevel boven slager De Pater op de hoek van Heinlantstraat en Groene Hilledijk.
Vanwege de familieband was ik vaak op Katendrecht te vinden, ging er naar de speeltuin en probeerde te piepen met het heen- en-weertje dat voer tussen de Kaap en de Willemskade. Ondertussen waren we verhuisd naar de (verdwenen) Pantserstraat en werden de Afrikaanderwijk en Hillesluis mijn nieuwe ontdekkingsgebieden. Ik kwam vaak in het patronaat van het Sint Franciscus Liefdewerk in de Brabantsestraat van de paters Bisschop en Bellemakers, die weer in contact stonden met het patronaat Rechthuislaan op Katendrecht. Ze woonden er trouwens ook bij de daar ingerichte wijkkapel.
Ook was ik lid van de padvinderij, de St.-Franciscusgroep, die haar honk had op de zolder van de St.-Louisschool aan de Putselaan. Hopman, zeg maar dé gróte groepsbaas van welpen en verkenners, was de Katendrechtse hoofdagent Theo Arntz. Ik had diep ontzag voor deze man, die autoriteit uitstraalde. Als hij ons welpenhonk betrad, was het doodstil en luisterden we extra nauwgezet naar de opdrachten van onze akela. Twee jaar later had ik andere interesses en zwaaide ik de padvinderij en de hopman en de akela vaarwel. Dat was 54 jaar geleden en ik heb Arntz daarna nooit meer gezien, wel een enkele keer aan hem gedacht en zelfs over hem geschreven. Ik zou hem best weer eens willen zien en spreken, bedacht ik wel eens in een nostalgische bui.
Mijn wens ging zaterdag 12 mei in vervulling toen ik op Katendrecht in letterencafé Tsjechov – de opvolger van het roemruchte café De Unie op de hoek van Delistraat en Lombokstraat – op uitnodiging van Ridderkerker Willem van Meer een reünie bezocht van ex-Katendrechters. Tachtig uitgezwermde schiereilanders waren voor even terug op hun thuishonk met oude foto’s, vreugdetranen en ‘praatje-pot’ onder het genot van smakelijk appelgebak. Ze genoten er op velerlei wijze van. Maar het meest van elkaar, want er lag in het weerzien soms een leemte van zestig jaar.
Uit alle hoeken van het land waren de reünisten gekomen. Onder hen, tot mijn grote vreugde, de 87-jarige Theo Arntz uit Nijmegen. In hem herkenden de meeste bezoekers hun buurtagent van destijds, die woonde aan de Sumatraweg. ,,Het was een fijne tijd,’’ vertrouwde Arntz mij toe nadat we onze herinneringen aan de padvinderij hadden opgehaald. Ton Kegel (72) uit Spijkenisse had het eveneens naar zijn zin. ,,Na 55 jaar heb ik daarnet Anet Rutjes gekust. Ik vond haar toen een leuke meid en dat is ze trouwens gebleven. Nu woont ze in IJsselmonde.’’
Ben Gelaudemans (73) genoot eveneens van het weerzien. ,,We zijn een uitstervend ras, maar onverwoestbaar,’’ zei hij met een armzwaai over de menigte heen en met een grote pils in zijn hand. ,,Ik ben geboren en getogen aan de Rechthuislaan, waar ik in 1962 ben uitgetrouwd. Nu woon ik alweer veertig jaar bij Venlo in Limburg. Mijn Rotterdam en mijn cluppie Feyenoord ben ik trouw gebleven.’’
Herinneringen aan zomerkampen van Sint Franciscus Liefdewerk naar Beuningen en Postel werden met foto’s ondersteund. Verhalen over met stro gevulde slaapzakken en poepen boven een gierput deden ook de ronde. Beeldend waren de verhalen over het wassen ’s ochtend in een teiltje ijskoud water op het boerenerf. ,,Niet voor te stellen wat een geweldige tijd dat is geweest,’’ deed Willem van Meer als herinneringsduit in de zak. Hij broedt op nog een reünie.