Om het grijs van zijn kleding, zijn kleine gestalte en de natgeregende stad te compenseren, had hij voor een fel gele paraplu gekozen, met als grootste voordeel dat hij duidelijk opviel in het drukke verkeer. Zeker als je bedacht dat hij de laatste tijd wat moeilijk liep. Je moet dat speciale technische tekenpapier wel heel erg nodig hebben om, door dit pleuresweer deze reis te maken naar die goede winkel. In deze winkel verkopen ze alles wat voor de uitvoerende kunstenaar van belang is. Namelijk: goed materiaal. Hij schudde zijn kleurige regenscherm uit, terwijl hij de winkel binnen drentelde en om zich heen keek op zoek naar de paraplubak. Nergens was de gewenste bak te vinden en dus richtte hij het woord tot een lange jongeman die bezig was een winkelstelling te vullen met tekenmateriaal. Met een hese oude mannenstem vroeg hij: ”Is die paraplubak er niet meer?” De jongen keek op: “Paraplubak? Nee, die hebben we niet” en ging snel verder met zijn werk. “ Ik kan me toch zoiets herinneren, er stond hier vroeger echt wel een paraplubak” mompelde het mannetje bij zichzelf, terwijl hij naar de papier afdeling scharrelde en onhandig manoeuvreerde met de natte paraplu, die hij uiteindelijk met een nijdig gebaar ergens neerpootte.
Na deze ferme daad stapte hij op de stelling af waar het begeerde papier moest liggen en keek zoekend rond. Ha, daar lag het: een A4 tekenblock met technisch tekenpapier van hoge kwaliteit. Er lag maar 1 block, verdomme. Terwijl hij de rekken afspeurde om te kijken of er toch nog ergens zo ’n block lag, hoorde hij een uiterst directieve vrouwenstem iemand op luide toon de mantel uitvegen, over een zojuist afgesloten telefoon gesprek, gevoerd door de jonge verkoper, die hij daarnet nog had gesproken. De cheffin sprak docerend, met zinnen als: “Je zegt eerst de naam van het bedrijf en dan je eigen naam en dan goedemiddag. En niet Hallo, met Tim, alsof je bij de klant op school hebt gezeten. Dat doe je niet. En ook niet roepen: Ja, ja het komt voor het bakkertje, jòh. Nooit popiejopie tegen klanten doen en vooral nooit een gesprek beëindigen met: toedeledokie!!!” Bij de laatste kreet moest de cheffin zelfs een beetje kokhalzen. Ondertussen was de lange jongen met gebogen hoofd naar zijn plekje teruggekeerd en de cheffin hurkte weer bij de kast met de dure viltstiften. Het mannetje bij de papierkast had alles met toenemende belangstelling afgeluisterd en kreeg een boosaardige uitdrukking in de spotlustige oogjes, nam zijn grijze hoedje af, woelde even door de schaarse witte haartjes, krabde krachtig in het witte baardje en rechte zijn rug om de aanval in te zetten. Hij stapte kloek tussen de schappen door tot vlakbij de cheffin, die inmiddels op de knieën ongemakkelijk rondkroop met haar prijzige viltstiften, waardoor het mannetje streng op haar neer kon kijken en haar op bestraffende toon kon toespreken: “Mevrouw!” “Meneer!” riep de cheffin op dezelfde toon, terwijl ze moeizaam overeind kwam en hem strijdlustig aankeek. Ze herkenden elkaar van vorige confrontaties. Oei, zag je haar denken. De oude wees op het block in zijn hand en sprak met honingzoete stem: “Is dit het enige zeichenblock von schoellershammer wat u in huis heeft of is er…”. “Nee, dit is het laatste, denk ik. We kijken even” viel ze hem in de rede en troonde hem haastig mee naar de papierkast, waar bleek dat er inderdaad geen andere zeichenblöcker meer waren. “Het spijt me.. Het is op.. Het is besteld.. sorry”
Het mannetje had enige tijd met de armen over elkaar naar haar geluisterd en keek haar minachtend aan. Zijn volgende tekst kwam er hees fluisterend uit en naar mate zijn betoog vorderde werd zijn stem luider en de toon hoger. De cheffin kromp bij elk woord verder in elkaar: “Dit is een hele slechte zaak.” Begon hij ” In zo ’n bedrijf als dit, mag dit geweldige papier niet ontbreken, vooral omdat dit het beste is wat men krijgen kan” Hij ging nog enige tijd pesterig door met het afsteken van de loftrompet over dit geweldige artikel, alsof het een reclamespot betrof en sprak verder op hoge toon: “En met sorry zeggen, heb ik nog geen papier. Ik had natuurlijk eerst even moeten bellen, voordat ik door dit kutweer hier naar toe kwam en moeten vragen of het er was. Hoewel ik net heb begrepen dat ik dan een of andere vlegel aan de telefoon had gekregen en dan was ik echt in de aap gelogeerd geweest. Maar, voordat ik vertrek, rest mij nog 1 woord en dat ga ik nu zeggen. En niet 1 keer maar wel 12 keer.” Hierbij stelde hij zich op alsof hij een duizendkoppige menigte toe ging spreken en riep: “Toedeledokie, toedeledokie en toedeledokie. Dat zijn er al vast drie.” En aldoor toedeledokie zeggend liep hij, zonder om te kijken naar de kassa, rekende zwijgend af met een erg lief uitziend meisje, die er duidelijk niets van begreep en beende naar de deur, draaide zich om en riep: “En met een welgemeend toedeledokie verlaat ik nu het pand” en stapte door de dubbele deur naar buiten, kwam daar tot de ontdekking dat het nog regende, keerde op zijn schreden terug en liep met afgemeten pasjes gehaast de winkel door tot bij de gele paraplu, die hij weggriste en vervolgens weer naar buiten snelde. Hij had zich zijn triomfantelijke aftocht duidelijk anders voorgesteld.
Aad Wieman. Rotterdam, 1-10-2015.