Wanneer je als 7 jarige jongen enkele maanden in een weeshuis moet verblijven omdat je moeder tijdelijk niet voor je kan zorgen en je op een school wordt geplaatst waar niemand je kent, dan is het leven geen grapje. Dat ondervond Leendert, die in het weeshuis en op school werd uitgelachen om zijn kortgeschoren kapsel, eivormige schedel en malle fratsen. Als reactie hierop ging hij nog meer de clown uithangen, wat hem niet in dank werd afgenomen omdat door zijn onbesuisde grappen er wel eens brokken werden gemaakt. De groepsleidster van het weeshuis juf Janneke en meester Sluyter op school, voerden onafhankelijk van elkaar een streng regime tegen hem. De beide pedagogen hielden hem scherp in de gaten, waardoor hij de opgelegde straffen voor zijn misdragingen niet kon ontlopen. Hij droeg zijn lot als een man. De leiding van het weeshuis probeerde via vertrouwelijke gesprekken dichter bij hem te komen, waarbij hij niet vertelde dat hij zijn moeder verschrikkelijk miste. Hij beet nog liever zijn tong af!
Het enige moment waarbij hij zich op zijn gemak voelde was tijdens de wandeling van school naar het weeshuis. Daar werd hij door niemand in de gaten gehouden en kon net zo mal doen als hij wilde. Met als publiek een tweeling bestaande uit twee kleine jongens die vaak met hem opliepen en welwillend om zijn bravoure lachten. Totdat hij een keer zomaar, zonder enige reden, een steen gooide die per ongeluk tegen het hoofd van het ene tweelingbroertje aankwam en daar een bloedende hoofdwond veroorzaakte. De jochies spoedden zich huilend naar huis en werden daar opgevangen door de moeder die kordaat bij de huisarts aanklopte, die snel de wond hechtte en er een indrukwekkend verband om deed.

Het nieuws van het stenengooien was Leendert vooruit gesneld en bij aankomst in het weeshuis werd hij onmiddellijk gearresteerd en door Juf Janneke aan een scherp verhoor onderworpen. Zij kon een triomfantelijke grijns nauwelijks onderdrukken toen ze meldde dat ze die middag naar het huis van het slachtoffertje zouden gaan om geconfronteerd te worden met zijn boze moeder. Daar zou Leendert er flink van langs krijgen. Juf Janneke wandelde een uurtje later met haar arrestant naast zich, grimmig zwijgend naar het huis van de tweeling, belde aan en toen de deur werd geopend door een vrouw die verrast naar hen keek, sprak Juf Janneke de onsterfelijke woorden: “Nou, hier istie dan” “Ben jij Leendert? Kom gauw binnen!” zei de vrouw die de moeder bleek te zijn. In de huiskamer zat het slachtoffertje in de pappastoel met naast zich zijn tweelingbroer. “Kom eens even bij me?” zei de moeder zacht, pakte Leendert bij zijn handen en keek hem vriendelijk aan. “Heb je een hekel aan Daantje?” Leendert had deze vraag niet verwacht en verbaasd schudde hij snel zijn hoofd. “Was het een ongeluk?” Hij voelde ineens de kille aanwezigheid van Juf Janneke en sprak schor “Ja mevrouw” “Je bent zeker wel erg geschrokken, hè?” “Ja mevrouw” “Zou dit helpen?” De moeder hield hem een plak chocolade voor zijn neus. Leendert pakte het verbaasd aan en keek naar Juf Janneke die zich stond te verbijten.
Waar bleef die uitbrander nou, verdomme? “En? Wat zeg je nou?” siste Juf Janneke
“Hij hoeft niks meer te zeggen juffrouw, want hij gaat voortaan beter oppassen, hè Leendert?” sneed de moeder haar de pas af, terwijl ze Leendert tegen zich aantrok en hem over zijn kort gesneden kapsel aaide. Terwijl de jongen tegen haar aanleunde sloot hij even de ogen.
“Maar, moet u niet….”  “Nee. Nergens voor nodig. Alles is gezegd. Ook door U.”

Het bovenstaande is gebaseerd op een ware gebeurtenis. Ik weet dat omdat de tweeling mijn jongere broertjes zijn en onze moeder Leendert troostte met het stuk chocolade. Als uw reporter stond ik er met mijn neus bovenop. Ik kan u nog wel vertellen dat hij door de broertjes vergeven werd. Moeder vond dat Leendert zijn stuk chocolade met niemand hoefde te delen. Juf Janneke reageerde daarop door een nog zuiniger mondje te trekken dan ze al had. De eerstvolgende schooldag ging moeder mee naar school om de meester van de klas te vertellen over het ongeluk. Toen deze pedagoog haar minzaam had aangehoord beloofde de beroepsopvoeder hem onder handen te zullen nemen en zette zijn bleke handjes “stoer” in de zij om aan te geven dat het serieus aangepakt zou worden. Moeder sprak luid en duidelijk: “Dat hoeft niet meer, want dat heb ik al gedaan.” “O? Hoe dan?” “Door hem een plak chocola te geven” Ze keek hem hierbij zo doordringend aan dat zijn mond van schrik samentrok tot een rondje: “pedagogisch hoor” sprak hij na een korte pauze vals vriendelijk.
Moeder hief haar vijsvinger voor zijn gezicht: “En geen woord tegen dat ventje”
Ik geloof niet dat de meester Leendert strafregels gegeven heeft. Wat had hij dan moeten schrijven? Honderdmaal: Ik mag geen stenen naar kleinere klasgenoten gooien, of zoiets? Dat soort dingen deed het onderwijzend personeel in 1960. Wat dat betreft is het onderwijs verbeterd.

Aad Wieman, Rotterdam 16-5-2016. Met dank aan Jolanthe van Dongen, die mijn teksten redigeert.

 

Deel op:

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp