Spinnenbloed is wit

Ik ben net overgestapt van de bus in de metro. Uit mijn rugtas pak ik een leesboekje. Op het moment dat ik het opensla, zie ik vanuit mijn ooghoek iets op mijn schouder bewegen. Ik schrik en in een reflex tot overleven pak ik het object vast en gooi het op de grond. Het voelt een beetje zacht aan en tegelijkertijd kraakt het licht. Op de grond van de metrocoupé zie ik een grote dikke zwartbruine spin verbaasd om zich heen kijken. Het is zo’n dikke vette, die je in kruipruimtes wel tegenkomt. Net als de spin ben ik ook een beetje verbaasd. Waar komt die jongen vandaan? Hij zal zich niet vanuit het plafond van de metro op mijn schouder hebben laten zakken en buiten in de stad heb ik dit soort dikke jongens ook niet eerder gezien. Bij ons thuis wel. Heel af en toe waagt zo’n beest zich achter een plint in onze woonkamer vandaan en rent dan als een malle over het gladde laminaat of blijft voor dood op het witte behang zitten. In het eerste geval wordt hij meestal dodelijk getroffen door mijn pantoffel en in het tweede geval eindigt zijn leven in een paar velletjes van de keukenrol, waarna een snelle en niet zo plechtige begrafenis in de vuilnisbak volgt.

Als ik ’s avonds uit mijn werk kom, zet ik mijn rugtas altijd in de hoek van de kamer. Het is dus zeer waarschijnlijk, dat deze spin bij mij thuis al op de rugtas is geklommen en zo al een minuut of twintig met mij mee is gelift zonder dat ik het in de gaten had.

Zou die knappe dame in de bus de spin wel gezien hebben? Zij ging niet naast mij zitten, terwijl de stoel wel vrij was. Ze bleef staan. Ik glimlachte nog vriendelijk naar haar, maar echt contact kreeg ik niet. Nu begrijp ik waarom niet.

Zodra de metro begint te rijden gaat de spin rondjes lopen. Eén pootje doet niet meer mee. Als de metro stil staat zit de spin ook stil. Ik kijk de coupé rond. Niemand heeft in de gaten, dat er een dikke manke spin met ons meereist. Je moet er niet aan denken, dat de dames hem opmerken. Er zal paniek uitbreken. Terwijl Rotterdam in een flets ochtendzonnetje rustig op gang begint te komen, voltrekt zich diep onder de grond een horrorscenario, waarbij het zelfs Dick Maas dun door de broek zou lopen. Ik realiseer mij dat ik mijn verantwoordelijkheid moet nemen. Zodra de spin bij mij in de buurt komt, zal ik mijn voet er genadeloos op zetten. Naar de spin toelopen is geen optie. Dat zou te veel de aandacht trekken. Te riskant. Bij elke halte klopt mijn hart in mijn keel. De spin zit stil en de passagiers lopen in en uit zonder hem op te merken. De juffrouw van de RET vertelt door de luidspreker dat wij station Eendrachtsplein naderen. Ik sta op en ga achteloos op de spin staan. Bij de deur kijk ik nog even achterom. De spin is verdwenen. De stoffelijke resten zitten tussen het profiel van mijn schoenzool. Wat achterblijft is vochtige witte vlek. Met de wetenschap dat spinnenbloed dus wit moet zijn, verlaat ik opgelucht de metro.

Deel op:

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp