Rozijntje

Rotterdam heeft een nieuwe attractie in de vorm van een splinternieuw olifantje. Afgelopen donderdagnacht werd het in Diergaarde Blijdorp geboren. Met veel vertoon is het ons op het nieuws medegedeeld. Mijn vriendin en ik zijn lid van de “tuin” en hebben als olifanten liefhebbers bijna alle jonge olifantjes vrijwel een dag na de geboorte bekeken. Wij weten dat baby olifantjes van alle zoogdieren het hoogste “aaach” gehalte hebben. Hierbij doel ik op de kreet die men als van zelf slaakt bij het zien van zulk een aandoenlijk schepseltje. En dat willen we natuurlijk weer beleven. Zoals toen. Ik kan mede eerste wankele schreden van Trong Nhi, 12 jaar geleden, bijvoorbeeld nog goed herinneren.

aad wieman olifant

Die vrijdagochtend hadden we ons vroeg naar Blijdorp gehaast om de drukte voor te zijn en spoedden ons rechtstreeks naar het olifanten verblijf. Daar had zich al een klein doch select gezelschapje verzameld. Allen met het zelfde doel: Kijken naar de baby. Er heerste een opgewonden en verwachtingsvolle stemming. Vrijwel alle bezoekers hadden een fototoestel of telefoontje bij zich om de nieuwe Blijdorp aanwinst te kunnen kieken. Telkens werden de apparaatjes hoopvol geheven bij de minste beweging op het olifantenperk. De dikhuidige bewoners hadden zich aldaar in een kluitje verzameld en bewogen in een gesloten cohort over het perk. Af en toe verscheen er een jonge olifant voor de groep, maar dat was Faya, die een jaar oud is en al behoorlijk uit de kluiten gewassen. Enkele bezoekers reageerden enthousiast en begonnen al vertederde geluiden te maken, maar hun opgetogenheid werd de kop in gedrukt door enkele omstanders, die wel op de hoogte waren van het bestaan van Faya, die olifantenkleuter die zich overal mee bemoeit en hinderlijk in de weg loopt. De smalende klanken van de kenners maakten duidelijk dat de baby stukken kleiner moet zijn. En ja hoor: af en toe verscheen er een donker en harig beestje tussen de enorme poten van de moeder of van de aanwezige “tantes” die meehelpen met de bescherming en opvoeding van pasgeboren olifantjes. Een onzeker kronkelend slurfje of een wankel evenwicht van zelfs voor een olifant dunne beentjes. Alsof ze een te grote grijze spijkerbroek draagt, zo ziet een olifantenbabykontje eruit. Elke keer als er een glimp van het nieuwe wezentje te zien was, klonk er bij de aanwezigen het bekende “aaaach” Maar je hoorde dat het er niet echt lekker uitkwam. Er was iets niet in orde en een zacht gemopper klonk bij de bezoekers die ook duidelijk wat vragen hebben. “Weet jij nou wat het is? Een jongetje of een meisje?” “Weten ze dat nog niet? Zo moeilijk kan dat toch niet zijn? Volgens mij kun je dat van hieruit zien.” “Dat is een navelstreng, gek.” Of “Dat beest weegt al 70 kilo” “hoe weet jij dat nou?” “van stads t.v.” Er stond ook een moeder met een klein meisje naar het tafereel op het zanderige verblijf te kijken en te reageren op de zeer sporadische verschijningen van het olifantje. De moeder deed ijverig verslag van wat ze zag.: “Kijk, laura, een slurfje, zag je dat? Ze gaat nou weer onder de moeder staan, zie je wel en die andere kleine wil er steeds bij… wat is die nou groot hè, vergeleken bij Rozijntje? “Rozijntje?” riep er iemand gepikeerd, “hebben ze al een naam genoemd?” “welnee, ze maken er altijd een prijsvraag van” repliceerde een derde en terwijl ze verder door leuterde over het namen geven door de eeuwen heen aan dieren en olifantjes in het bijzonder. De moeder vertelde aan ons dat ze de naam Rozijntje aan het ontbijt samen met haar dochter had bedacht naar aanleiding van wat ze in de muesli had gevonden. Toen verscheen er aan mijn rechterzijde een gestalte als een zonsverduistering. Naast mij stond een enorme vrouw. Ze had een gezicht om op te zitten, als een poef. Haar vlezige onderlip puilde verachtelijk naar voren en haar houding straalde een verongelijktheid uit alsof wij het konden helpen dat ze zo lelijk was. Ze sloeg haar dikke armen over elkaar en sprak op luide en enigszins bekakte toon: “Je gaat me toch niet vertellen dat die kleine al gewoon buiten is. Daar geloof ik niks van. Dat kan toch niet. Is ze dat?” en ze wees met een dikke rode vinger naar het nieuwe olifantje, die zich heel even liet zien. “Dat is ze toch niet? Dat beest is vannacht geboren! Dat doen ze toch niet. Die houden ze binnen.” Haar metgezel, een man van middelbare leeftijd met de mimiek van een verstrooide professor riep opgetogen   ”Nou, dat izzum wal degelijk, heur. Die gooien ze gelijk naar buiten zoals in de natuur.” Hij klapte zelfs een beetje in zijn mollige handjes en grijnsde geruststellend naar haar. Ik zag dat zijn gezicht was toegerust met een naar voren staand gebit met forse tanden, zodat hij ook in het donker nog geruststellend naar haar kon grijnzen. “Huh, we krijgen ze niet eens te zien. Die groten staan er allemaal voor” smaalde de vrouw teleurgesteld. Ze klonk als een verwend kind. “Zijn we daar helemaal voor hierna toe gegaan. Dat is nou ook wat.” “ Ach, we moeten geweun een beetje geduld hebben” Het was tijd voor ons om te gaan. Terwijl we weg liepen hoorden we de vrouw nog boosaardig mopperen en haar net nog roepen: ”….en jij zei…” Verder hebben we niet geluisterd en liepen richting uitgang in de wetenschap dat de nieuwe olifant voor ons gewoon Rozijntje zal heten. Ondanks de komende prijsvraag.

 

Aad Wieman Rotterdam 25-8-2015.

Deel op:

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp