Ik ben een laatbloeier.
Mijn vervolg opleidingen heb ik pas gevolgd en met goed gevolg afgesloten toen ik al een héle Grote Meid was. Naast of na mijn banen.
Middelbare school was meer in de geest van 12 vakken 13 onvoldoendes. Ik kon het wel..maar er was altijd wel iets waarom het niet ging.
Laat ik u meenemen naar de scholen en buurten waar ik heb mogen spelen, delen, weten en zweten..
Ik begon op de crèche.. als oudste kind vond mijn moeder dat ik contacten moest hebben en moest socialiseren. Logisch, want toen ik drie jaar was, was de middelste nog geen één jaar oud en voor de jongste werd nog niet eens geoefend.
Dus ik ging (ik meen) 2 dagdelen per week naar de crèche. Die was in Delfshaven, in de Koloniastraat of vlak daarbij. Ik herinner me nu nog dat het er rook naar warme melk en oud brood. En er waren kinderbedjes voor de allerkleinsten.
Wat ik me heel duidelijk herinner is dat we ook spelletjes deden. Bij Jan Huigen in de ton viel IK in duigen, omdat een jongetje mij waarschijnlijk toen al zo aantrekkelijk vond (ja ik ben bescheiden) dat hij bovenop me sprong. Ik werd afgevoerd met een gebroken sleutelbeen.
Wekenlang in een mitella, niemand die aan die kant mocht staan of zitten, behalve natuurlijk Opa.
Ik werd groter en mocht naar de kleuterschool. Die was in de Coolhavenstraat, achter de Piet Hein School. Je ging door een hek, onder een poort door, het paadje af en dan kwam je bij de voordeur.
Bij buiten spelen gingen alle materialen naar buiten. Die waren gemerkt met kleuren. En je hoefde het niet te wagen om een andere kleur schep te pakken dan die van jouw klasje. Wij hadden blauw. Maar niemand die je dat vertelde.
Ook was er een grote zandbak met een klimrek. Daar leerde ik dat ik hoogtevrees heb.
Eigenlijk was de school erg voortvarend met hun ‘ervarend leren’ en ’trial and error’.
Op een dag was ik lekker van het zonnetje aan het genieten, standje ‘relaxed’ toen ik een zet kreeg en hoorde “jij bennum”… maar ik deed niet mee. Ik viel en mijn hoofd raakte vol de rand van het stenen trappetje, waardoor mijn voorhoofd uit elkaar spatte en ik met een theedoek op mijn hoofd werd afgeleverd bij mijn moeder op de stoep.
Die kreeg zowat een flauwte toen de Juf subtiel de theedoek van mijn hoofd af haalde en moest de buurvrouw mee naar het Dijkzigt (tegenwoordig EMC) waar ik al worstelend verloor van de artsen, die mijn voorhoofd probeerden te hechten.
Ik ben J.K. Rowlings eeuwig dankbaar voor haar Harry Potter boeken, tegenwoordig zeg ik gewoon dat ik de tante ben van Harry, want ik heb (nog steeds) zo’n soort litteken op mijn voorhoofd.
Dat was trauma 2!
Toen was ik een grote meid! Ik mocht naar de Grote School! Op de Willem Buytenwechstraat kocht mijn moeder voor mij een polshorloge, want ik was nu echt groot. En omdat ik ging leren lezen mocht ik ook een boek uitzoeken. Het werd een heel groot sprookjesboek van H.C. Andersen, met hele mooie illustraties. De St Nicolaasschool op de hoek van de Schiedamseweg en de Korfmakersstraat werd het. Die school was het jaar ervoor nog een jongensschool. Maar de wet zei: gemengde scholen. Het was dus een vriendinnengroepje van vier daar… dat waren: ik, zei de gek, en de andere 3 meisjes. Op die school heeft mijn brilletje regelmatig vliegles gehad, maar aangezien ik er maar één jaar heb verbleven, geen brevet gehaald. Ja, ze sloegen op school! In klas 3 (groep 5) sloeg de meester zelfs met de liniaal!
De redenen waren natuurlijk legitiem. Als je knoeide met je inkt en kroontjespen. Wanneer je niet netjes genoeg met je armen over elkaar zat. Of je kauwde op een potlood. Of een jongen plaagde een meisje…
Ik weet nog dat Sinterklaas op school kwam. Via de speakers in de klassen noemde hij de stoute kinderen op. Plaatsvervangend schaamde ik me toen de Sint zei: en ‘Jantje’ plast nog steeds in zijn bed…
Toen verhuisden we naar Ommoord en ging ik naar de Minister Marga Klompéschool op de Robert Kochplaats. Een Katholieke school met Daltononderwijs. Een verademing!
Met een infocentrum en een muziekleraar en sportdagen! Zónder traporgeltje… En we zaten in groepjes vanaf de 5e klas (groep 7)
Met veel plezier kijk ik terug naar deze schooltijd.
De CITO-toets (toen nog leuk en zonder kinderstress) gaf aan dat ik qua talenkant naar de HAVO-VWO kon en qua logicakant nog niet eens aangenomen kon worden op de MAVO… Ik zei dus eigenlijk ‘A’ maar geen ‘Bèta’.
Uiteindelijk werd het het Emmauscollege, in Alexanderpolder aan de Michelangelostraat. Het waren noodlokalen die allemaal roken naar gesmolten bekers en chocolademelk die overleden waren op de gevelkachels. Als je bij het scheikundelokaal op de gang iets te hard tegen de muur leunde, vielen binnen in het magazijn de chemische stoffen om. Dat was eigenlijk het leukste van de Bètavakken.
Buiten dat ik, door huiselijke omstandigheden, de brugklas een jaar over mocht doen, heb ik het er erg naar mijn zin gehad.
Ik herinner me nog dat er veel leerlingen van gegoede families op die school zaten en na de Kerstvakantie was het vaste prik dat sommige op krukken naar school kwamen. Wintersport!
Fun was het om dan (het noodgebouw was een vierkant, rondom een tuin, met klapdeuren tussen de gangen) wedstrijdje te doen op de krukken van een klasgenoot, wie het eerst rond was..
Uiteindelijk ben ik zelf, na veel verschillende banen in het onderwijs terecht gekomen… Wie mij goed kent, had dat nooit, echt nooit, kunnen voorzien.
Ja, ik ken mezelf. Ik dus ook niet!