Nee…geen Alexander POLDER…

Ik wil iets anders met u delen. Namelijk mijn ongeveer drie jaar in de Polderbuurt op Rotterdam Zuid.

Ik woonde op de Noordpolderstraat 9a, een benedenwoninkje dat nu is gesloopt en herbouwd. De nummering in de straat klopt ook niet meer.

Het was een soort van Poppenhuisje. Altijd fijn om bij me te komen eten, want afwassen hoefde niet, in je eentje kon je er de kont niet eens keren.

Wel beschikte ik part-time over een hele grote tuin, met de buren hadden we de schutting eruit gehaald en in het midden een vijver geplaatst. Ook gebruikten we één heel lange waslijn saampjes, de buurvrouw en ik. Hilarische momenten wanneer we allebei de spijkerbroekenwas hadden gedaan. Stond je ‘s ochtends vroeg jezelf in een te kleine jeans te frommelen. Had je de broek van de tiener-buurjongen ook van de lijn gehaald.

Om 06:00u in de ochtend is dat niet iets dat je begrijpt hoor, neem dat maar van me aan! En maar afvragen waar die overnight kilo’s vandaan kwamen…

 

Het was wel een hele rare tijd. En een gekke buurt, op het leuke af dan. Nou ja, meestal.

Recht tegenover me, vanaf de voordeur gezien, stond het alco-huis. Op de eerste etage woonde een man, die zichzelf elke dag thuis onder zijn eigen tafel dronk. Overdag reed hij op de ziekentaxi.

Er boven woonde een jonge meid, met rode koontjes en een fris gezichtje. En een stiekeme drinkster. Ze zei eens tegen mij dat dat onschuldige uiterlijk haar geheim goed in stand hield. Ik had zo mijn visioenen dat die twee elkaar dagelijks de trap op en af hielpen.

Schuin tegenover me, in de Zuidpolderstraat, woonde destijds Rudy Koopmans, ja, de beroemde bokser. Hij woonde daar met zijn vriendin, ik meen dat haar naam Eunice was, een Miss Holland. Ik kwam haar wel eens tegen bij de slager op de hoek. Of bij de kruidenier/groenteboer, Kooren. Je kon daar nog ‘poffen’, ik heb het over de jaren 80, dat was uniek. En in mijn geval, ook soms wel zo handig.

Op de ‘knik’ van de Noordpolderstraat, nummer 3 of 5, was een hoekpandje. Daar verbleef een tijdje een groep Rastavrienden en met mooi weer gingen de stoeltjes naar buiten en de drums en trommels ook en hadden we in de straat een heerlijk ritmisch en gratis concert.

En op de hoek die de Noord- en Zuidpolderstraat in tweeën deelde woonde een meneer, die een oogje had op mijn vriend. Hij woonde alleen, met zijn drie honden, allemaal collies. Aramis en Athos zijn twee van de namen van de honden die ik me nog herinner.

Ik was zo jong en, jaja, onbevangen,  dat ik dacht dat ze naar herenparfums waren genoemd…

Mijn toenmalige vriend kwam niet verder dan Blue Stratos after shave, dus neem me niet kwalijk.

 

Het mooiste pandje was verderop in de straat, op de volgende hoek. De Winkel en Werkplaats van Ferry Ferbrache.

In de etalage stond een spierwitte Harley, een fatboy of lowrider, customized in ieder geval, en als de winkel dicht ging, ging in de etalage de blacklightspot aan… Zoiets moois heb ik later nooit meer gezien.

Op een gegeven moment had ik een ‘jongens-‘ brommer, een Kreidler. ‘Rood’ stond op het verzekeringspapiertje bij kleur. Nou, ik denk, dat als je echt ging zoeken je misschien 5 cm² rood ergens onder het zadel kon vinden, verder was ‘ie helemaal verchroomd. Mijn schakelpook was afgezaagd, zodat je lekker plat ‘boggies kon trekken’… en mijn stuur was plat en zo breed, dat ik niet zonder zig-zaggen tussen 2 rood/witte fietspad paaltjes door kon. Opgevoerd was ‘ie ook, maar niet harder dan 90 km/u, want anders zou het frame krom trekken.
Ik had nog nooit een schakelbrommer gereden, dus eerst rondjes Noordpolderstraat-Polderlaan maken. Eerst met één kick starten dan gas geven en dan op het hoekkie stond Ferry in de deuropening. Wanneer ik daar langs reed riep hij heel hard: “NU schakelen!!!”.

Zo heeft Assie brommer leren rijden. Met dank aan Ferry.

Het was een leuk huisje, klein, maar knus. Slapen aan de straatkant. Een douche ruimte als een pijpenla, tegenwoordig is dat trendy, een inloopdouche. In de woonkamer rieten platen aan de ene muur, houten schrootjes aan de andere. Blacklightposters aan de muur. Gatenplanten en citroengras, als het maar groot en groen was.

Nadat krakers het benedenhuis ernaast in de brand hadden gestoken, zijn we verhuisd. Naar de Aelbrechtskade. Uitzicht op Delfshaven. Back to my roots!

Deel op:

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp