Zit u wel eens ’s avonds laat op de trein te wachten? Ik wel. Op de meeste stations is er na tien uur niet veel meer te beleven, maar op Amsterdam Centraal is dat anders. Het prachtige gebouw van architect Cuypers dateert uit de negentiende eeuw. Glimmend aan de buitenkant, viezig aan de binnenkant. Als de avond gevallen is en de NS de massa het station uitgereden heeft, kan je weer rustig op een bankje plaatsnemen om op de vertraagde intercity naar Rotterdam te wachten. En dan begint het: Het is geen vlooientheater, maar het lijkt er wel op. De muizen komen uit de gaten en kieren en gaan op zoek naar voedsel. Ik zie een heel kleintje over de spoorbielzen trippelen. Zenuwachtig drentelt hij heen en weer. “Die smerige duiven hebben alles al opgevreten. Oohhh, wegwezen, daar is de sprinter naar Haarlem.” Als het fluitje van de conducteur over de perrons echoot en de trein de nacht inrijdt, heb ik weer zicht op het perron aan de overkant. En ja hoor. Daar is hij. Meneer Veldmuis. Driftig rent hij van links naar rechts. Het lijkt wel of hij dronken is. Zijn vrouwtje komt onder de snoepautomaat vandaan. Volgens mij heeft zij ook te diep in de verfrommelde bierblikjes gekeken. Als je dronken bent vergeet je te eten. Waar zijn ze mee bezig? Proberen ze stoer te doen? “Kijk ons eens. We rennen gewoon over het perron hè, terwijl jullie ons niet te pakken kunnen krijgen!” Of proberen ze de meisjes bang te maken? Muizenhumor. Het doel van hun caperiolen is mij totaal onduidelijk. Voor het applaus hoeven ze het ook niet te doen. Het lijkt er op dat ik de enige ben die aandacht voor het stelletje heeft. “Waar blijft Pinkeltje?”, vraag ik mij ineens af. Die is toch bevriend met de muizen? Maar het kleine mannetje laat zich niet zien. Pinkeltje zit sinds vorige maand in een ander gebouw van Pierre Cuypers, het Rijksmuseum. Verstandig. Daar is een Rotterdammer de baas, en die laat elke avond iemand stofzuigen.

Deel op:

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp