Ja, het was fijn om met Opa door de Stad te banjeren. Alleen sóms…pfffff. Dan was het niet zo erg leuk voor een klein Prinsesje. Dat waren de dagen dat Opa doelgericht op pad ging. Maar dat had ik altijd pas te laat door.
Het was dan een rondje apengapen gaar. Zelfs nu ik het neerzet moet ik geeuwen. En over het algemeen waren het ook uitstapjes waarbij het niet handig was mijn step mee te nemen.
Misschien vraagt u zich nu wel af, wat kan er in een bruisende stad als Rotterdam nu saai zijn. Nou, dat ga ik u haarfijn uitleggen.
Opa droeg ‘confectiekleding’, oftewel, één keer in de zoveel tijd moest hij langs de kleermaker om een nieuw pak op maat te laten maken. Natuurlijk ging ik niet mee om mijn Opa in zijn ondergoed te zien, maar op een of andere rare manier heb ik nu het idee dat hij sokophouders droeg. Door mijn Opa’s kleding ben ik denk ik ook in de war geraakt wat wiskundig inzicht betreft, ik herinner me nog een intensieve discussie met hem over de reden dat het overhemd niet los gedragen kon worden wanneer je bretels droeg.
Bretels, standaard bij Opa’s outfit. Net als zijn hoed. Niet zomaar een hoed, nee, een Stetson gleufhoed met de perfecte deuk erin gemaakt. Grijs. Lichtgrijs, donkergrijs, antraciet…grijs. Deze kocht Opa bij Heniger. Een voor een meisje van zes een zó niet interessante winkel met hoeden, dassen, sokken en zakdoeken. Veel donkerblauw, bordeauxrood en dennengroen. Wat wel gezellig was, was dat deze winkel vlak bij de Grote Mart was. En als Opa dan een bosje paling kocht, mocht ik weer thuis lekker een vers gestroopte paling samen met hem opsmikkelen. Maar, pech voor mij, meestal was het een bokking. Of een gestoomde makreel. Nog steeds houd ik mijn adem in op de markt wanneer ik langs de visafdeling kom.
Meestal werd deze activiteit gecombineerd met een bezoek aan de longarts. Ik herinner me de Mathenesserlaan hierbij, het stuk bij het Heemraadsplein. En zomerdagen, met een felgroene hemel van de hoge en brede bomen die elkaar bijna raakten met hun kruinen van de ene kant van de straat naar de andere kant.
Maar het kon nog erger! Op de Oude Binnenweg zat zijn lievelings viswinkel. Mijn definitie was: de ergst stinkende viswinkel. Na een minuut hield ik het daar al niet meer uit. Ik moest toch weer een keertje inademen. Gelukkig voor mij was er in de etalage een aquarium, waar verse vis in rondzwom. Ook allemaal grijs. Grijs water, grijze vis. Maar in ieder geval stond ik buiten.
In combinatie met deze viswinkel was er dan vaak nog een spannende tussenstop bij de.. postzegelhandelaar. Dat ik daar nooit in slaap ben gevallen is me een wonder. Minder erg, over zegels gesproken, was een uitje naar de D.E.-winkel om oma’s gespaarde zegeltjes te verzilveren. Ik herinner me dat we via de Lombardkade liepen dan.
U begrijpt, dat ik nooit postzegels ben gaan sparen, geen bretels draag en ook niet veel op heb met vis. Wel heb ik nog steeds Oma’s D.E.-punten liggen. Misschien van de zomer maar eens een nostalgisch wandelingetje naar de winkel bij de Blaak in de buurt. Ze maar eens in te wisselen voor een mooie grote koffiemok. Neem ik gelijk lekker Turkse Fetabroodjes mee voor de lunch, van de Mart!