Aangekomen in Rotterdam, heb ik nog wat tijd over voordat mijn trein naar het Zuiden vertrekt. Omdat het koud is op de perrons, besluit ik binnen in de reizigerspassage plaats te nemen op een bankje tussen de winkels en de restaurantjes. Het is zaterdagochtend en ik kijk naar voorbijtrekkend reizigersvolk. Wie zijn al die mensen? Waar komen ze vandaan? Waar gaan ze naar toe?
Twee bejaarde vriendinnen hebben dikke pret. Ineens stopt de één en kijkt achterom. Ja hoor, er hoort nog een man bij. De vrouwen beginnen nog harder te lachen: “Hij kan ons niet bijhouden. Kom maar tussen in.” Eén van de dames geeft de man een stevige arm. Het is zijn vrouw. De andere vrouw heeft geen man meer. Hij moest mee, want dat is toch gezellig. Maar hij heeft er zichtbaar geen zin in. Hij vindt het thuis ook prima. Volhouden meneer, denk ik.
Er passeert een man alleen, een brede grijns op zijn gezicht. Hij is modieus gekleed en loopt een beetje moeilijk. Waarom loopt hij zo en waarom kijkt hij er zo vrolijk bij. Ik denk dat hij weer naar huis gaat, na een hele lange enerverende nacht.
Twee moeders, van een jaar of veertig, lopen tegenover mij De Broodzaak binnen. Er hobbelen drie stoere jochies achteraan, een jaar of tien, schat ik. Rugzakjes op de rug. Ze komen overduidelijk uit Hillegersberg of Kralingen. Ze hebben geld, dat zie je zo. Ze kopen wat lekkere broodjes voor onderweg en de jongens krijgen een flesje water. Waar zouden ze naar toe gaan? Ik denk naar Naturalis in Leiden. Waarom? Gewoon, omdat ze er zo uit zien.
Een stoere man stopt vlak voor mij. Een grote reistas in zijn hand en een rugzak op de rug. Een klein jongetje met een eigen rolkoffertje staat naast hem met tranen in zijn oogjes. De man zakt door zijn knieën en spreekt het ventje troostend toe. Ze lopen weer verder. Is het papa-weekend? Daar zijn de tassen te groot voor. Alle spulletjes gaan definitief naar mama, omdat papa naar het buitenland gaat, naar zijn nieuwe vriendin. Hij gaat een nieuw leven beginnen. Misschien gaan zijn ouders gewoon een weekje met z’n tweeën op vakantie. Het jochie gaat voor het eerst bij opa en oma logeren. En dat is best spannend natuurlijk. Vader en zoon verlaten het station. Ik stap de roltrap op. Nog vijf minuten, dan vertrekt mijn trein.