In het restaurant van een groot warenhuis zitten een hoog geblondeerde en bont geklede dame-op-leeftijd tezamen met echtgenoot en dochter koffie met gebak te nuttigen. Tussen moeder en dochter staat een met tassen behangen wandelwagentje waaruit baby geluidjes opstijgen. Om de blonde vrouw hangt het glanzende aura van de kersverse oma, die er volgens haarzelf nog deksels jong uitziet. De veel gehoorde kreet: ”Wat? Al oma? Nou dat zou je niet zeggen!” doet haar dan regelmatig blozen van genot. De eveneens kersverse opa denkt er zo te zien heel anders over. De vijandige blik die hij op een voor hem staand kopje koffie richt spreekt boekdelen.
“D ‘r zit verdomme geeneens melluk bij de koffie” mompelt de grootvader en leunt naar achteren in zijn stoel, niet van plan tot handelen over te gaan.
“Er ligt een zakje creamer bij, Arie. Dat is veel gezonder voor je” snauwt zijn vrouw op een toon, alsof ze het voor de zoveelste keer zegt. Ondertussen kan ze haar ogen geen moment van de baby afhouden. Ze lacht voortdurend tegen het wurmpje in het wandelwagentje en maakt daar kirrende geluidjes bij.
“Ik mot geen poeder en dat weet je” repliceert Arie en doet de armen over elkaar om aan te geven dat de discussie nu pas begonnen is. Oma blijft zich concentreren op de baby en negeert haar echtgenoot. De vermoeid uitziende dochter zucht geërgerd, staat op en stampt naar de balie om melk te gaan halen voor haar pappie. Op dat moment begint de baby zachtjes te huilen waarop de vrouw verbaasd opveert en haar borsten voorzichtig vasthoudt. “Joh Arie, mijn melk schiet toe. Dat gaat nooit over.” Arie ’s gelaat vertoont achtereenvolgens verschillende uitdrukkingen: verrast, verbaasd, verward en als laatste slim. “Ik al tevreden met een beetje koffiemelk, Riet” zegt hij met een scheve grijns.
Zijn vrouw heeft net de baby uit de wagen getild, trekt het mutsje van het hoofdje en begint het wurm verwoed te knuffelen. “O, heerlijk jong” lispelt oma en hervat haar geknuffel. De dochter is terug van haar melk corvee en plaatst een kannetje koffieroom naast het kopje van haar vader met de mededeling: “soo, melluk voor opaaa!” De spottende toon ontgaat hem niet en met een nijdige blik naar zijn echtgenote zegt hij luid: “Dank je schat. Aan jou heb ik tenminste wat!” Maar oma is met belangrijker zaken bezig. “Ooo, moet jij zo lachen tegen oma. Kijk Bianca, ze lacht, ze lacht! O kijk nou! Ze lacht echt. Ja, jaah! En daarnet schoot ook oma d ‘r melk toe!” kweelt ze tegen het kleine, tot een grimas vertrokken gezichtje. Arie en Bianca kijken elkaar veelbetekenend aan.
“Ja, ga jij zo lachen tegen oma? En tegen mamma en tegen pappa en tegen tante, maar niet tegen opa hè? Dat is zo ’n ouwe saggerijn! Daar valt niks te lachen, hè?” scandeert oma en begint de baby weer uitbundig te knuffelen. Arie kijkt vol walging naar het gedrag van zijn eega en steekt van wal: “Gatverdamme Riet. Dit is strafbaar, dat gesabbel. Niet normaal. Je bent een pedofiele oma. Je neemt zelfs grote happen van dat kind. Je vreet verdomme mijn kleindochter op. KANNIBAAL!! Je kan zo opgepakt worden voor pedofilie en kannibalisme!”
“Paha, laat haar nou. Het is d ‘r eerste kleinkind.” Zucht dochter Bianca en pakt resoluut de baby uit de handen van haar moeder, gaat zitten, knoopt haar bloes open en legt de baby aan, waarop deze gulzig begint te drinken.
De vermoeidheid verdwijnt uit het gezicht van de jonge vrouw. De ontspanning maakt haar mooi. Arie zwijgt en kijkt stil naar zijn dochter. Oma zit met lege handen en kijkt ook zwijgend en ontroerd toe.
“Hee, Arie!” klinkt ineens een mannenstem.
“Hee Japie Houtekop! Ouwe gek. Hoe kom jij nou hier?” roept Arie en staat op spreidt zijn armen ter begroeting en omhelst de forse man, die een gezicht heeft dat het meest wegheeft van een boomstronk. Zijn aanstekelijke lelijkheid heeft gedurende zijn bestaan veel hilariteit veroorzaakt bij zijn medemens. De beide vrouwen aan de tafel slaan verbijsterd, met hetzelfde gebaar, de handen voor hun mond. Arie stelt Jaap aan zijn vrouw en dochter voor, die nog steeds ongelovig naar de knoestige kop kijken. Ze kunnen geen woord uitbrengen. Jaap geeft moeder en dochter een hand en zegt met onverwacht diepe stem: “ En, is dat de nieuwe nazaat van Arie?” Riet wil gaan spreken maar wordt in de rede gevallen door Arie: “Da ’s me kleindochter en ze heeft al naar me gelachen” kraait hij en kijkt triomfantelijk naar zijn echtgenote die hem verontwaardigt aankijkt. “Niewaar, da kannie” krast Riet. “Jawel. Vanmorgen. Ik was effe alleen met d ‘r” “Dat mot ik zien. Ik geloof er geen donder van, Arie. Maak haar eens aan het lachen dan?” Riet wijst gebiedend naar de baby die lodderig in de armen van haar moeder ligt. Arie kijkt geschrokken om zich heen. Ze hebben plotseling de aandacht van alle aanwezigen. Aarzelend knielt hij voor zijn dochter op de grond zodat zijn gezicht vlakbij het babyhoofdje verschijnt, dat angstige trekken begint te vertonen, waardoor de opa met allerlei grimassen probeert het kind een lachje te ontlokken. Dit lukt niet. Zijn kleindochter blijft hem ongerust aankijken. Er komt wel een lachje. Maar in de vorm van een hatelijke lach van oma, die Arie opzij duwt en zich vooroverbuigt naar de baby: ”Hallo, schat. Jij gaat wel lachen tegen oma, hè?” Haar te luide en doorrookte stem klinkt zo dwingend dat de baby begint te huilen. Arie kijkt triomfantelijk naar het publiek, dat een hoongelach laat horen, hetgeen de woede van oma tot gevolg heeft. Ze gaat er even flink voor staan om het ondankbare publiek de huid vol te schelden maar merkt dat iedereen langs haar heen kijkt naar iets achter haar. Als ze zich omdraait ziet ze het grote lichaam van Jaap over de baby gebogen staan en hoort ze zijn diepe stem zachtjes vragen: “Waarom moet jij zo huilen?” Het kind stopt subiet met huilen en als Jaap zijn grote gezicht met enige moeite heeft geplooid tot een glimlach, lacht de baby terug met een verrassend vrolijk geluidje. In het restaurant valt een eerbiedige stilte. Opa en oma kijken Jaap bedremmeld aan. Deze zegt alleen: ”Het is een gave”
Aad Wieman, Rotterdam, 3-4-2016. Met dank aan Jolanthe van Dongen voor de redactie.