Het is mooi weer, weinig wind en eindelijk een heerlijk voorjaarszonnetje. In een lekker tempootje ben ik op weg naar mijn werk. Het verkeerslicht op de Mathenesserlaan springt op oranje en ik schat in, dat ik nog net te ver van de kruising verwijderd ben om nog even aan te zetten en dus knijp ik in de remmen. Ik kom tot stilstand naast de jonge dame die vlak voor mij reed en zich heerlijk op deze zonnige dag gekleed heeft. Dankzij het rode licht heb ik de gelegenheid om mijn aandacht even af te wenden van het verkeer en mijn mede weggebruikster te observeren. Leuk, denk ik bij mijzelf. “Wat zijn jullie keurig bezig”, klinkt er ineens een zware mannenstem links naast mij. Een beetje verbaasd kijk ik de man aan, die net is komen aanfietsen en ook voor het stoplicht tot stilstand is gekomen. Ik merk aan zijn blik, dat hij het tegen mij heeft. “Hoe bedoelt u?” “Nou, ik ben niet gewend dat jullie fietsers zo netjes voor het rode licht stoppen. Omdat het zulk lekker weer is, heb ik eens de fiets gepakt, maar normaal zit ik in de auto en schrik ik mij regelmatig de pleuris van fietsers die door het rode licht rijden en ineens voor mijn bumper opduiken.” Het licht springt op groen en we rijden een stukje samen op. “Jullie automobilisten kunnen er anders ook wat van”, werp ik tegen. “De meesten van jullie rijden in auto’s waarvan de richtingaanwijzer kapot is. Tenminste, daar lijkt het op, want ik zie ze maar zelden knipperen als er afgeslagen wordt.” De beste man geeft ruiterlijk toe, dat hij zich ook niet altijd even netjes aan de verkeersregels houdt als hij in zijn auto zit. Het volgende verkeerslicht komt er aan en staat nog op rood. De mooie juffrouw rijdt nog steeds vlak voor ons en moet ons gekeuvel dus ook horen, maar ze bemoeit zich er niet mee. Ze stopt voor het licht en blijft strak voor zich uit kijken. Ze gunt ons zelfs geen kleine glimlach. Jammer. Wij zijn ook gestopt. “Maar wij zijn beiden nu al voor de tweede keer goed bezig, meneer. Laten we dit vast houden. U in de auto en ik op de fiets, dan wordt het vast een stuk aangenamer op de weg.” Nu kijkt de meneer mij een beetje verbaast aan. Het licht springt op groen. “Nou meneer ik fiets even door, anders ben ik te laat op mijn werk. Prettige dag meneer!”