Eau de la Benzine (by Nafta Perfumes)

Het zal de Rotterdammer niet ontgaan zijn, de werkzaamheden en de uiteindelijke feestelijke opening van de Tweede Maasvlakte.
Ik kom er niet vaak en als ik er kom is het voor het strand in de warme zomeravonden. Die zijn schaars. Maar wanneer ik er ben kan ik intens genieten van de zonsondergang voor me en de Stad van Licht achter me.

Misschien een raar verhaal, maar naast de geur van de zee houd ik ook van de geur van de Botlek en de Europoort. Ook mogen ze van mij ‘Eau de la Benzine’ uitbrengen als Luxe herengeur.
Alles heeft een reden.

Dat ik van deze geuren kan genieten komt uit mijn jeugd.
Mijn vader was namelijk Oliecontroleur, heden ten dage heet dat: Marine Surveyor / Inspector Liquid Cargoes.
Dat vond ik een machtig interessant beroep!
Mijn vader draaide vol-continue diensten en had bij tijd en wijle ‘stand by’ diensten. Dan was hij thuis, maar moest bij de telefoon blijven, want hij kon opgeroepen worden. In die tijd waren er geen piepers of mobiele telefoons, dus hij kreeg dan thuisdienst. Wanneer hij werd opgeroepen moest hij soms helemaal naar Terneuzen of Delfzijl.

Daarnaast had hij een ‘auto van de zaak’, in de zeventiger jaren al.
In mijn herinneringen waren die wagens vooral lichtblauw en luxe, zonder reclame erop.
Wél standaard een witte veiligheidshelm op de hoedenplank. En altijd rammelend rijden als ‘de melkboer’, zoals wij thuis zeiden, altijd een rekje met lege monsterflesjes in de kofferbak.
Ik herinner me nog een Vauxhall Viva en een Ford Taunus XL, met Amerikaanse puntige achterlichten.
Hij had benzinebonnen van de zaak, wat nu tankpassen zijn.
En tijdens de oliecrisis in de 70-er jaren, gedurende de autoloze zondagen,  mocht mijn vader… rijden!

Wat ook stoer was, waren zijn speciale schoenen. Deze waren van vetleer en met chemie bestendige zolen. Die kon je niet zomaar overal kopen en waren erg duur, volgens mijn vader.
Dan droeg hij een Manchester pak, zoals hij zijn corduroy broek en colbert noemde, een hemd, een overhemd en in de winter een soort van donkerblauwe commandotrui.

Hij had verhalen over het werk in de Rotterdamse Petroleumhavens, zo wist ik al jong wat ‘de eeuwige vlam‘ was, en dat had niks met de Olympische Spelen te maken en wat ‘affakkelen’ betekende. Dat de grote olieopslagtanks een drijvende deksel hadden en hij via de trap erlangs naar boven ging, op het deksel ging staan en een monster nam. Dan weer naar beneden en naar de volgende…

Soms mocht ik mee naar zijn werk, op zondag bijvoorbeeld, en dan keek ik mijn ogen uit in het lab. Dat was echt net als bij Professor Balthazar van de televisie.

De verhalen over de Mammoettankers waren ook spectaculair. Die konden niet aanmeren en voor de lading werd overgepompt moest mijn vader daar de samples nemen en ter plekke met teststrookjes de lading controleren.
Het aantal ‘cuub’ moest kloppen, maar ook de kwaliteit.
Want… ik zou het niet kunnen verzinnen… sommige olietankers wilden economisch varen en probeerden brandstof besparen door hun lading te gebruiken, te verstoken, in plaats van in hun eigen brandstof te voorzien. Maar dan klopte de lading niet meer, dus lengden ze dat aan.
Dat kon mijn vader checken met bepaalde teststrookjes. Heel veel later begreep ik dat mijn vader Douane Bevoegd was. Hij had een hele stapel papieren in een map met stempels en handtekeningen waar al zijn bevoegdheden op stonden.
Op die tankers moest hij dat dan laten zien.
Soms ging hij naar zo een Mammoet met een Loodsboot, maar soms ook per Helikopter en dan lieten zij hem met een bootsmanstoeltje vanuit de heli op het dek zakken en haalden ze hem op die manier ook van boord.
Daarna was zijn transport naar de brug een vouwfiets. Iedereen fietste over het dek met een portofoon om zijn schouder. Zo groot waren die schepen. Zó stoer!

Wanneer mijn vader echter een Naftakraker  had moeten checken, was het ‘feest’ wanneer hij thuis kwam. Voor die klussen had hij dan ook een gasmasker en die hing altijd in de kelderbox van de flat. Wanneer nodig nam hij die, inclusief filters, mee naar zijn werk.
Nafta heeft namelijk de nare eigenschap een kokhalsreflex op te wekken bij mensen.
Dus, wanneer hij thuis kwam, stonden zowel de voor-, tussen als balkondeur open en kleedde hij zich uit tot op zijn (lange) ondergoed, de kleding ging rechtstreeks naar het balkon om te luchten en hij de douche in, ons al kokkend achter te laten in huis.
Gelukkig kwam dat niet vaak voor.
Bijna had ik nooit columns geschreven voor Ech wel Rotterdams, want op een dag kreeg hij een baan aangeboden om voor zijn baas Surveyors op te gaan leiden in Houston, ik ben mijn ouders eeuwig dankbaar dat dat me bespaard is gebleven.

Ja, Shell Pernis, Paktank Botlek, Roodhoed, Blauwhoedenveen… ik ken het allemaal nog.
Mijn droom was om ooit Laborante te worden, Klinisch of Chemisch, maar pfff, exacte vakken waren voor mij zoiets als Chinees tijdens mijn Middelbare School jaren.
En, ach, uiteindelijk ben ik toch goed terecht gekomen. Ik weet zeker dat hij mij vanaf een wolk, met een pilsje in zijn hand, in gezelschap van ‘Horst’, trots bespiedt. Cheers!

Deel op:

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp